woensdag 19 december 2012

Voor onze reis naar de Verenigde Staten zijn eerder al een groep collega's naar Los Angeles gegaan. Mijn collega Saskia Maarsen had zo'n mooi verhaal hierover gestuurd naar ons dat ik dat hier graag wil delen:







Joseph

In oktober 2012 zijn we met een delegatie van de HvA (vanuit MWD en Bureau Internationalisering) vertrokken naar de University of Southern California in Los Angeles (USC). Het doel van deze reis was de totstandbrenging van een langdurige samenwerking tussen beide universiteiten. De uitkomst daarvan is reeds weergegeven in een verslag opgenomen in de DMR nieuwsbrief.
Mijn reis heeft een week langer geduurd en in die week heb ik instellingen bezocht, ben ik wijken in gegaan en heb ik docenten gesproken. De uitkomst hiervan zal zijn weg in het curriculum vinden.
Dit is een persoonlijk verhaal dat ik wil delen omdat ik het belangrijk vind om de ervaringen uit te wisselen die zijn opgedaan tijdens buitenlandse reizen. De gehele reis heeft ervoor gezorgd dat ik gedreven, ambitieus, emotioneel , vol en energiek thuiskwam.

Deze reis stond, naast het tot stand brengen van een samenwerking, voor mij in het teken van deskundigheidsbevordering. Een andere context dan gebruikelijk is voor mij voor wanneer ik er ben. Normaal gesproken verblijf ik grotendeels op het platteland van Amerika. Daar ben ik bij mijn familieleden, die allemaal een stabiel leven hebben als  je het hebt over zorg en liefde voor elkaar, het hebben van een dak boven je hoofd, een goede opleiding en een groot sociaal kapitaal. Ik noem dit omdat het hierdoor ook een veilige haven voor me is. Daar komt bij dat ik de taal spreek en de cultuur mij eigen is. Tijdens deze reis heb ik een ander deel van Amerika gezien dan ik gewend ben en dat heeft het voor mij bijzonder gemaakt.

Ik begin met een, voor mij, ontroerende ontmoeting. Kees (Mak) en ik stonden ergens in Los Angeles bij een benzinestation te bespreken hoe we de benzinetank moesten volgooien. Het systeem werkt anders dan in Nederland en we kwamen er niet uit. Ondertussen had een oudere, dakloze man, (Joseph), gevraagd of hij onze autoramen mocht lappen. Dit deed hij terwijl wij zaten te rommelen met de benzineslang en de bankpas. De man kwam naar ons toe en legde uit hoe het werkte. Ik vond het ergens gênant, want wij gooide achteloos 60 dollar in de tank, terwijl hij voor een paar dollar per dag de ruiten schoonmaakt van andermans auto’s.



In films had ik het fenomeen dakloosheid in Amerika eerder gezien: straten vol, lange rijen met mensen zittend en hangend op de stoep met plastic zakken, winkelkarretjes en kartonnen dozen, maar om dit daadwerkelijk in het echt te zien maakt een impact die ik niet goed kan verwoorden.
Een aantal cijfers om de omvang van het daklozenprobleem te schetsen. Er zijn aan de westkust van Amerika gemiddeld meer dakloze mensen te vinden dan elders in het land:  in California zijn er 254.000 mensen een gedeelte van het jaar dakloos en elke dag zijn dat er 82.000. Het hoge aantal heeft onder andere te maken met het warme klimaat en het (relatief hoge) niveau van de voorzieningen van de staat. Bijna 30% van de daklozen is non-documented (geen Amerikaans staatburger), 20% zijn oorlogs-veteranen, en van de gehele daklozenpopulatie in LA is 50% African-American (terwijl zij maar 9% van de algemene populatie van LA vormen).

Alleen al deze cijfers leggen een aantal pijnpunten bloot. Joseph loopt door de straten van een stad waar mensen wonen in enorme villa’s verdiend door te acteren in een serie die goed scoort. Naast het enorme leed in de vorm van dakloosheid kampt de samenleving met uitsluiting van groepen mensen door bijvoorbeeld geïnstitutionaliseerd racisme (South Los Angeles). Amerika is een land dat hardnekkig zoekt naar mogelijkheden om je eigen territorium af te schermen door gebruik te maken van macht en, daaruit voorvloeiend, discriminatie. Ik heb grote en schrijnende armoede waargenomen, gesproken met mensen die de dupe zijn geworden van een kapitalistisch systeem dat opkomt voor de sterksten en ik heb gehoord hoe onrecht en stigmatisering een verstikkende werking heeft op de vorming van de identiteit van (leden van) een gemeenschap.

Daarnaast is er een ander gezicht. Een van mensen die vechten voor eenheid, verbondenheid en betrokkenheid. Ik ervoer in mijn ontmoetingen een sterk gevoel van gemeenschapszin en zorg voor elkaar, ik sprak met vrouwen in de daklozenopvang die een kracht putten uit een onverwoestbaar geloof in God, en ik heb social workers en docenten ontmoet die een grenzeloze hoop en geduld hebben in het gevecht voor mensenrechten en een beter bestaan.
Er zit een eindeloze en diepgewortelde veerkracht in Amerikanen die niet van opgeven weten en doorvechten voor waar ze in geloven, die zorg hebben voor elkaar en die geloven in het al dan niet bereikbare idee dat je ‘can reach for the stars’. Het is allemaal deel van hun ingewikkelde geschiedenis en toekomstige erfenis. Hoewel ik niet denk dat Joseph zich ooit zal kunnen onttrekken aan de armoede, zocht hij naar een manier om voor een ‘inkomen’ te zorgen. Mogelijk is het juist door de intensiteit van het gevecht dat dit land voert met zichzelf, het zien van het verdriet van een volk dat hard werk en er (soms nog niet) komt en daarnaast het doorzettingsvermogen, het lef, de positiviteit en de creativiteit die ik heb ervaren, dat ik nog meer ben gaan houden van mijn moederland.

Het is in die zin een schizofreen land, een natie vol extremen. Maar misschien zijn de twee uiterste polen onlosmakelijk met elkaar verbonden. Is hoop een noodzakelijke katalysator om de strijd tegen armoede, onderdrukking en emancipatie aan te gaan? Ik denk persoonlijk dat mensen afhankelijk van elkaar zijn om te (over)leven. Mensen hebben elkaar nodig en de armoede en het mechanisme van in- en  uitsluiting maakt wellicht dat het gevoel van gemeenschapzin groot is in Amerika.
Dit gevoel van verbondenheid met elkaar is voor mij, als ik naar Amerika ga, het herkenbare gevoel van ‘thuiskomen’ en is wat ik mis als ik hier ben. Herken ik dat gevoel van gemeenschapszin niet op dezelfde manier in Nederland omdat we het in hier in zijn algemeenheid beter hebben? Hebben wij minder hoop nodig, omdat we minder afhankelijk van elkaar zijn? Er wordt gezegd dat de Nederlandse samenleving aan het veranderen is en dat de grenzen van de verzorgingsstaat zijn bereikt; de hangmat moet naar een trampoline worden omgevormd. Nu het financieel minder gaat zal duidelijk worden hoeveel solidariteit er is, waar men keuzes in wil maken en welke verantwoordelijkheid men zal nemen in het zorgen voor elkaar. 

Het ‘community’ gevoel lijkt in Nederland minder aanwezig of mogelijk is het minder zichtbaar, maar ik geloof niet dat het minder noodzakelijk is. In Nederland zijn er veel mensen die vrijwilligerswerk doen en mantelzorger zijn. Als ik echter denk aan het gemeenschapsgevoel dan gaat dit verder dan alleen om hulp vragen en het geven daarvan. Ik ben nog zoekende naar de juiste uitleg.
De verschijningsvorm van de noodzaak voor een community is in Nederland denk ik anders dan in Amerika. De oude man die vereenzaamt in het bejaardentehuis. De dertigjarige vrouw met een schizofrene stoornis met een beperkt netwerk, omdat de mensen om haar heen de zorg niet meer aankunnen. De puberende jongen met een vorm van autisme die aan steeds hogere eisen moet voldoen om mee te komen in de maatschappij. Autonoom zijn is in onze samenleving een belangrijke waarde en kwetsbare mensen werden op basis hiervan vanuit de staat ondersteund om zo goed mogelijk zelfstandig te kunnen functioneren. Nu zal hen gevraagd gaan worden om zelfredzaam te zijn met aanzienlijk minder (financiële) steun, maar uit onderzoek blijkt dat zij zich schamen om hulp te vragen vanwege het ideaal van autonomie, waardoor ze juist weer meer kwetsbaar zullen worden.

De consequenties die deze verschuiving (terugtrekkende overheid) in de uitvoering van het maatschappelijk werk met zich meebrengt is wel voorzichtig beschreven en het zoeken naar een manier om ermee om te gaan ook, maar men heeft nog geen helder antwoord erop gevonden. Een lastig proces in een land waar we zorgen voor elkaar, maar dan met name via de belastingsdienst en verzekeringsmaatschappijen. En hoewel de zorg voor elkaar bureaucratisch is geregeld, voelt het ook als een voorrecht om te kunnen leven in een land waarin men heeft nagedacht over een systeem dat er voor probeert te zorgen dat iedereen een basis heeft om vanuit te leven.
De vraag blijft hoe je een besef dat je samenleven doet met anderen, dat zorgen voor elkaar nodig is en dat aandacht geven aan anderen belangrijk is, kunt cultiveren op het moment dat je niet gewend bent om dit te doen. Op welke manier kunnen we in onze samenleving individuen samenbrengen? Hoe vergroten we het sociale kapitaal van mensen? Hoe empoweren we mensen die uitgesloten dreigen te worden? Hoe gaan we bruggen bouwen? Een uitdaging waar we in Nederland voor staan en dus ook binnen de opleiding. Hoe kunnen we dit besef, de urgentie daarvan en een praktische vertaling van zo’n abstract en tegelijkertijd alledaags concept overbrengen aan onze studenten?
Eigenlijk is de tijd voorbij om te blijven hangen in vragen. De opleiding zal een duidelijke visie moeten gaan verwoorden hoe ze gaan inspringen op deze veranderingen.

De dakloze man die Kees en ik bij de benzinepomp hebben ontmoet heb ik Joseph genoemd. Hij gaf mij aandacht en ik hem. We waren, heel even in dat moment, verbonden met elkaar. Maar spijtig genoeg heb ik hem in werkelijkheid niet naar zijn naam gevraagd. Nadat ik hem een flesje drinken en een reep chocola had gegeven keek hij me aan met een blik in zijn ogen van verbazing en dankbaarheid. ‘God bless you sweetheart, God bless you’, zei Joseph.
Maar de werkelijkheid is dat ik hem had moeten bedanken.  Ik had hem explicieter moeten laten weten dat hij er toe doet, juist omdat hij door veel mensen niet meer wordt gezien. Zijn  gezicht zal ik voor me blijven zien om niet te vergeten dat we elkaar nodig hebben, dat we niet alleen hoeven te staan als we daar een keus in maken en verantwoordelijkheid voor nemen.
Ik wil niet vergeten dat we in Nederland meer, los van de sociale voorzieningen, moeten leren om voor elkaar te zorgen. En hoewel ik besef dat mijn visie niet de waarheid is, is het er wel één waarin ik moet en wil geloven. Het gaat voor mij om het contact met een ander, het hebben van een connectie om te voelen dat anderen en ik er toe doen.  
Andries Baart zegt: ‘Aandacht is de kiem van een relatie, en daaruit zal een mens opstaan.  Het vraagt om moed, toewijding en voorzichtigheid’.

Zo simpel is het eigenlijk.
Zo simpel wil ik het in ieder geval laten zijn.
Joseph is voor mij het gezicht van de noodzaak om te zoeken naar manieren om bruggen te bouwen, om te streven naar verbondenheid en om daadwerkelijk in actie te komen.
En daar bedank ik hem voor.

Saskia