maandag 13 oktober 2014

Krachtwerkontour, part 2: Land of dreams (7, slot)

Fellow travelers 

Amerika is een groot land, maar het groepje pioniers in ons vakgebied blijkt niet heel groot. Via verschillende routes komen wij in contact met Laysha Ostrow, post-doc onderzoekster bij de
Johns Hopkins School of Public Health en verbonden aan UCSF's Department of Psychiatry. Zij is mede oprichtster van het Lived Experience Research Network. Hoewel ze nu nog in Boston woont, is ze toevallig in de Bay area om hier te zoeken naar een woning en contacten op te zoeken (niet toevallig o.a. PEERS en 2nd Story). Concrete aanleiding om af te spreken is het onderzoek wat zij doet naar respite houses (samen met Bevin Croft van HSRI waar we vorig jaar waren), waarover zij net een dissertatie heeft afgerond (zie hier en hier voor meer informatie over dit onderzoek). Tijdens de avond spreken we over haar onderzoek, ons onderzoek, gezamenlijke kennissen, interessante projecten, mogelijke samenwerkingen en over de combinatie van onderzoeker zijn en eigen ervaring hebben. Een inspirerende ontmoeting, waarop hopelijk snel een vervolg komt als Laysha naar Amsterdam komt.


Eigenlijk zouden we de volgende dag de initiatiefnemers van het Bay Area Mandala project ontmoeten (o.a. Michael Cornwall) maar door persoonlijke omstandigheden aan hun kant gaat deze ontmoeting helaas niet door. Hopelijk een volgende keer.

Wat nemen we mee

De vorige keer dat wij in Amerika waren hebben wij gezamenlijke een stuk geschreven over wat we meenamen uit onze reis (laatste hoofdstuk in dit boekje). Deze keer een minder uitgebreide reflectie. Naast de vele specifieke inzichten, inspiratie en bemoedigende contacten zijn twee punten die overall zeer opvallen zijn: de positieve insteek die in het DNA van Amerikanen lijkt te zitten, samen met de grote focus op hiërarchische positie.

Amerika, zoals wij dat hebben leren kennen, is zonder twijfel het land waar iedereen kan dromen van zijn of haar grote doorbraak, ook, of misschien zelfs wel juist, na een crisis. Herstel sluit in die zin goed aan bij de mentaliteit van dit land. Tegelijkertijd blijft onvoorstelbaar hoe belangrijk positie is. Als de CEO of directeur spreekt, is de rest stil (only speak when spoken to). Ook in bijvoorbeeld restaurants is meteen duidelijk: degene bij de deur die je een tafel wijst is hoger in status dan degene die je bestelling opneemt, die weer hoger is dan degene die je bestelling brengt. Zelfs binnen peer-run organisaties komt dit terug. De afstand tussen uitvoerende medewerkers en de directie is misschien minder groot, maar het verschil in status is overduidelijk. Een stap omhoog in de hiërarchie, betekend ook een stap omhoog van je voormalige lotgenoten.

De andere kant van de medaille daarvan is: it could be you. Iedereen kan die stap maken (althans in theorie). Dat begint met het focussen op krachten, talenten en prestaties. Het model van the Village, waar deelnemers die iets bereiken een Golden Duckie, applaus en publieke erkenning krijgen, is in de Nederlandse context moeilijk voor te stellen. Tegelijkertijd zie je dat de mensen die het applaus krijgen een boost ervaren. Met één van de Amerikanen spraken wij over meritocratie, in Nederland een stevig bekritiseerd concept (‘we willen geen diplomademocratie’). In Amerika gaat het, in ieder geval volgens de mensen die wij erover spraken, veel meer over het ontdekken van de eerder genoemde krachten en talenten en die aanmoedigen. Op mijn vraag wat dit voor effect heeft op mensen die (ogenschijnlijk) in een minder krachtige omgeving zitten, was het antwoord: iedereen kan iets en iedereen kan daarmee een succeservaring hebben (en nog een en nog een).

In jeugdzorg en pedagogiek is het positief opvoeden, het prominent benoemen van wat goed gaat en daar zoveel mogelijk op focussen, zeer prominent aanwezig. Met kinderen is het belang hiervan duidelijk en voor een deel ook natuurlijk (‘wat knap dat je dat al kan’). In kracht-/herstelgerichte benaderingen voor volwassen (strength-based, WRAP) is dit ook de bedoeling, maar het lijkt wat contrair aan onze socialisatie. Het voelt overdreven, ‘doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg’. Het is hier moeilijk voor te stellen dat we elke week een uur applaudisseren voor een ieder in onze gemeenschap die iets positiefs heeft meegemaakt. Waarom eigenlijk?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten