vrijdag 3 juli 2015

Innovating social work education - didactiek, ISW & internationalisering @ EASSW 2015

De afgelopen dagen hebben wij het EASSW congres bezocht, waar circa 700 sociaal werkers, docenten en onderzoekers rondlopen. Tijdens het congres worden circa 400 workshops, lezingen, posters, etc gepresenteerd. Daarvan hebben wij er circa 40 gehoord (per persoon), dus samen 80. Dit is te veel om allemaal te beschrijven en van veel was helaas de taal- en of presentatievaardigheid ook niet goed genoeg om precies te volgen wat er verteld is. Evengoed hebben wij veel gehoord waarmee we in ons onderwijs aan de slag kunnen. De meeste hieronder beschreven presentaties zijn ook opgenomen in het boek met abstracts (zoeken op naam met ctrl+f). Zodra de link naar alle powerpoints online is zullen we die hier toevoegen. Onderstaand is een selectie van de ideeën en mogelijkheden die we opgepikt hebben over sociaal werk onderwijs. 

Veelvuldig terugkerende thema’s zijn de inzet van ervaringsdeskundigheid (in de breedste zin van het woord) en de rol van onderzoek. Hierover hebben we twee aparte blogs geschreven, hier en hier. Een opvallend verschil tussen Nederland en andere sociaal werk opleidingen is de grote aandacht voor sociale rechtvaardigheid en mensenrechten, al is dat minder in bijvoorbeeld Scandinavische landen en Zwitserland. Ook de EASSW committeert zich aan de mensenrechten en de Global agenda voor social work.

Een internationaal congres is ook een mogelijkheid om te netwerken met bekende en nieuwe partners Met een aantal van onderstaande initiatieven hebben we ook contact gelegd, dus hopelijk volgt hier binnenkort ook een van projecten die hieruit voortkomen. 

Onderstaande is per onderdeel beschreven wat we meenemen, achtereenvolgend over: didactiek, integraal sociaal werk, internationalisering en de positionering/professionalisering van het sociaal werk 

Didactiek
Een belangrijke verschuiving die veel docenten beschrijven is die van lesgeven naar het creëren van leerervaringen (wat we in Nederland activerend leren noemen). Overigens zie je dit niet terug in de meeste presentaties die toch vooral bestaan uit powerpoints met veel tekst en weinig interactie.  

Flipping the classroom
Een praktische uitwerking van het activerend leren is flipping the classroom. Ervaringen hiermee worden gepresenteerd door collega's van Saxion. Zij stellen dat deze werkwijze leidt tot betere cijfers, tevreden studenten en een creatievere en betere leerervaring. Zij benadrukken wel dat het geen bezuiniging is (één keer een video opnemen, daarna studenten zelf laten studeren), omdat het evenveel tijd kost, alleen die besteed je anders. Belangrijk is volgens deze docenten ook dat je aandacht besteed aan het leren leren binnen deze aanpak, bijvoorbeeld over hoe je ICT gebruikt. Daarnaast benadrukken ze dat je in video’s echt iets moet toevoegen aan de literatuur, dus deze niet (alleen) samenvatten. Het mooiste is om cyclisch leren tussen de literatuur, de instructievideo’s en de activiteiten in de klas te stimuleren (lezen, luisteren, doen).

Critical reflection 
Een veel genoemd thema is de Critical reflection. Dit is volgens key-note spreker Fook nodig om taciet handelen te expliciteren om bewuste keuzes te stimuleren, door het handelen doelgericht in te zetten dan wel anders te handelen. Verschillende presentaties beschrijven voorbeelden over hoe dit in de praktijk te brengen. Heyerdahl-Larsen en Hansen van de Universiteit van Oslo beschrijven bijvoorbeeld een doorlopende leerlijn gericht op kritische reflectie, om zicht te krijgen op eigen motieven en normen, maar ook om zicht te krijgen op (onderliggende) machtsrelaties en -processen. In de leerlijn wordt reflectie telkens gekoppeld aan verschillende theorien: hoe begrijp je het vanuit deze theorie? En wat gebeurt er als je het vanuit die invalshoek bekijkt? Zij benadrukken het belang van goed focussen: gericht op kritische reflectie om te leren, niet reflecteren in de ruimte.

Een manier om die focus te krijgen is volgens Foreman van de Trinity College uit Dublin het verzamelen van ingewikkelde casuïstiek uit de praktijk. Deze laat zij door studenten uit zoeken, waarna zij de uitkomsten van hun analyse weer presenteren. Op die manier krijgt de praktijk ook weer nieuwe inzichten. Zij koppelt hier een peer-assesment werkwijze aan, waar studenten, eerst individueel, daarna in groepjes, criteria formuleren voor een goede presentatie. Daarbij zijn subjectieve oordelen (bv. interessant) niet toegestaan. Terugkerende elementen zijn: communicatie, onderbouwing, creatief, etc. Volgens Foreman, krijg je zo een dubbelleerproces, omdat studenten criteria veel beter weten te gebruiken, als ze ze zelf hebben geformuleerd.   

Vergroten leeruitkomsten door onderzoek
Verschillende workshops gaan over onderzoek naar uitkomsten van bepaalde didactische modellen om meer zicht te krijgen op relatie tussen didactiek en leerervaring. Bijvoorbeeld door analyse van zelfassessments via een vergelijkend onderzoek om leerprocessen inzichtelijk te krijgen, bijvoorbeeld welke thema’s al geland zijn, welke uitkomsten wel of niet bereikt zijn, etc. Op die manier kan ook het onderwijsprogramma verder ontwikkeld worden. Via een dergelijke systematische evaluatie van de leeruitkomsten, wat anders is dan bijvoorbeeld studenttevredenheid, kan het onderwijs grote stappen maken. 
 
Field education 
Een veel genoemd voorbeeld in dit type uitkomst onderzoek is de field education (stage / praktijkopdrachten). Dit wordt in Amerika gezien als de signature pedagogy van het sociaal werk, de plek waar studenten echt het vak leren. Tegelijkertijd moet er nog veel geïnvesteerd worden om hier de optimale leerervaring van te maken, blijkt uit verschillende presentaties. Gedurende de conferentie horen we verschillende voorbeelden van studenten die buiten de universiteit les krijgen en projecten doen. Naast de leerervaring voor studenten beschrijft Jokolec (Chicago) dit ook als waarde voor de buurt, doordat je als universiteit een 'anchoring institute' kan zijn, een stabiele factor in veranderende gemeenschappen.

Röbäck De Souza verteld over een Zweeds project aan de universiteit van Gothenburg, waar een kleine groep studenten in de wijk les krijgen, van docenten maar ook professionals en ervaringsdeskundigen.  Samen met hen werken studenten aan projecten in de wijk. De studenten zijn in een mentorvorm gekoppeld aan professionals, waarmee ze elke 2 á 3 weken afspreken om over hun ontwikkeling en actuele kwesties uit te wisselen. 

Volgens de docent helpt de andere fysieke locatie om anders te kijken, ook door de aansluiting op de lokale context. Het onderwijs wordt ook in kleinere groepen gegeven. Binnen deze groep is veel onderling contact en uitwisseling. Studenten krijgen een breed beeld van het beroep sociaal werk en voelen zich erkend als aankomend sociaal werkers. Er wordt een grote aanspraak gedaan op de eigen verantwoordelijkheid van studenten in bijvoorbeeld het werken aan opdrachten. Binnen het programma wordt veel gewerkt aan de integratie van theorie en praktijk, wat goed werkt voor studenten omdat ze de theorie in de praktijk zien. Uitdagingen van het programma zijn onder andere de verhouding met het reguliere programma en de veranderende verhouding met studenten (minder macht/sturing, meer en persoonlijker contact).  



Een laatste thema waar ik graag meer over had gehoord was het gebruiken van Auto-ethnography door studenten. Deze workshop over ging helaas niet door. Deze werkwijze komt uit de antropologie, en beschrijft het structureel reflecteren op eigen ervaringen en observaties als dataverzameling. Voor studenten die bijvoorbeeld stage lopen is dit een mooie methode om gestructureerd hun ervaringen als ‘frisse blik’ in een praktijk te ordenen.  

Veel van het hierboven beschreven sluit ook aan bij het problem based learning en het experiental/environmental learning, waarbij studenten op basis van een (reëel bestaand) probleem/vraagstuk leren, zoveel mogelijk door dit ook zelf te ervaren binnen een echte omgeving (buurt, huis, etc.). Hier kunnen we binnen de HvA denk ik ook veel mee doen.

Integraal sociaal werk en onderwijsinnovatie
Vanuit onze betrokkenheid bij Integraal Sociaal Werk (ISW) is dit natuurlijk een interessant thema. En blijkbaar speelt dit door heel Europa, veel presentaties (tientallen) gingen over onderwijsinnovatie in relatie tot de veranderingen in de verschillende vormen van de verzorgingsstaat en de gevolgen daarvan voor het onderwijs, specifiek in de discussie over generalistisch of specialistisch opleiden.
Twee presentaties, die in elkaars verlengde liggen, zijn specifiek relevant, van Dumoulin en Timperman uit Vlaanderen en Henriksen, Fjelldal en Krane Hanssen van de Universiteit van Nordland (Noorwegen). Interessant is dat zij betogen dat veel van de argumenten voor of tegen generalistische opleiding eigenlijk hetzelfde zijn, alleen worden ze anders gebruikt, zoals:
  • er is te weinig tijd in een bachelor om in de volle breedte / specialistische diepgang op te leiden
  • het werkveld wil generalisten / specialisten
  • studenten herkennen zich meer in een brede/specialistische beroepsidentiteit
De concurrentie tussen opleidingen kan de neiging om te profileren (onderscheiden) op een specialisme vergroten. Uit het onderzoek van de Noren blijkt dat het werkveld vooral generalisten wil, die zich in het werk eventueel specialiseren. Binnen het onderwijs is daar weerstand tegen, opvallend genoeg vooral van lager opgeleide docenten. Zowel de Belgen als de Noren komen tot de conclusie dat een generalistische opleiding met daarbinnen de mogelijkheden tot specialisatie het beste past, aangevuld met specialisatie in het werk en via nascholing. Binnen het onderwijs kan gespecialiseerd worden via stages, keuzeprogramma's, studiegroepen, etc. Deze kunnen ook in leerroutes gevat worden.
Deze benadering wordt ook wel het T-Shaped model genoemd, met een brede blik en een verdiepende specialisatie, wat wij ook voor ISW gebruiken. Bij deze benadering past ook een brede beroepsidentiteit.

Tijdens het congres hebben wij ook zelf het ISW programma gepresenteerd, samen met de HU, die bezig is met een heroriëntatie op de inrichting van hun sociaal werk opleidingen. ISW is gepresenteerd met behulp van een korte film met interviews met studenten, docenten en sociaal werkers en daar kwamen veel positieve reacties op, de aanwezigen vonden het interessante innovatie.

Internationalisering
Logischerwijs op een internationaal congres gaan ook veel presentaties over internationale uitwisseling. We beschrijven er hier drie, over uitwisseling op bachelor, master en phd niveau.
De Esslingen universiteit presenteert een bachelor programma gericht op de ontwikkeling van internationale competenties van studenten, met een omvang van 30 ects. Dit programma is gericht op taalvaardigheid (de voertaal is Engels), internationaal sociaal werk (global en vergelijkend, 15 ects) en interculturele vaardigheden (15 ects). Deze vakken kunnen gekoppeld worden aan internationale thesis, stage of onderwijsmodule. Deelname wordt apart op het diploma vermeld. Dit is nu een facultatief programma, de vraag is of (een gedeelte hiervan) niet voor alle studenten verplicht zou moeten zijn.

Het ALLISW netwerk richt zich op cross-national blended learning voor deeltijd master onderwijs,
met partners uit heel Europa. Dit netwerk is ontstaan doordat lange uitwisselingsprogramma’s voor deeltijd studenten niet mogelijk is met werk en andere verplichtingen. Binnen het netwerk worden online lezingen en ander materiaal digitaal uitgewisseld, naar aanleiding daarvan ook digitaal discussies plaatsvinden. Eén keer per jaar vindt een fysieke ontmoeting plaats bij één van de partners. Tijdens deze ontmoetingen worden geen lezingen van docenten gegeven, maar gaat het puur om discussies en presentaties door studenten. De uitwisseling is vooral gericht op de vergelijking van contexten, het ontdekken van fundamentele (terugkerende) elementen en het ontwikkelen van de eigen visie ontwikkeling door deze vergelijking. De uitwisseling draagt bij aan de kritische reflectie van studenten. Het vak heeft een totale omvang van 5 ects, wat het voor studenten en docenten behapbaar maakt. Het netwerk wil graag uitbreiden met partners.

Op PHD niveau zijn er verschillende netwerken, aangehaakt bij TISSA, INDOSOW en NBSW. Onderzocht wordt hoe deze verbanden aan kunnen haken bij EASSW. Binnen deze netwerken wordt aan verschillende vormen van samenwerking en uitwisseling gewerkt, o.a.: summerschools, research seminars, internationale vakken in onderwijs, uitwisseling studenten en supervisoren (promotoren), ontwikkeling gezamenlijke programma's in inhoud en uitvoering. Zeker voor Nederlandse hogescholen is het interessant om hier aansluiting te zoeken omdat er nog weinig Nederlandse social work phd activiteiten zijn.

Uitdagingen bij internationalisering die de presentatoren noemen zijn:
  • Hoe motiveer je docenten & studenten voor internationalisering? Er is nu toch vaak terughoudendheid vanwege onder meer onbekendheid, vrees voor veel werk en taalbarrières. Voorlichting en taalcursussen kunnen daarbij helpen.
  • Hoe ga je om met verschillen in taalvaardigheid en didactiek? Ook hier kunnen taalcursussen helpen. Voor didactiek is soms veel discussie nodig.
  • Hoe kunnen we werken aan Europese uitwisselingsstructuur waarbinnen uitwisseling niet afhankelijk is van toevallige contacten en losse samenwerkingen? Dit is ook iets wat mogelijk binnen de EASSW opgepakt kan worden. 
Wat in ieder geval zal helpen is het lezen en gebruiken van en publiceren in internationale tijdschriften over social work. Binnenkort komt naar aanleiding van dit congres een themanummer van het European Journal of Social Work uit. Een lijst met internationale wetenschappelijke tijdschriften over social work staat hier. Verschillende presentaties verwijzen ook naar het Journal of Social Work Education.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten